Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [4]neem in uw hand tien broden, en [5]koeken, en een [6]kruik honig, en ga tot hem; hij zal u te kennen geven, [7]wat dezen jongen geschieden zal. 4. Te weten, tot een geschenk voor den profeet, welk gebruik dan bij velen was, niet om den dienst der profeten te belonen, maar hun personen te vereren. Zie Richt.13:17; 1 Sam.9:7,8; 2 Kon.5:15, en 2 Kon.8:8. 5. Hebreeuws, stipkoeken; in welke enige stipjes, tekens, of merken ter versiering ingeprent waren. Anders, kranselingen, of beschuit. 6. Of, fles. 7. Dat is, of hij van deze ziekte bekomen of sterven zal.